Jeroen Verhoeven ‘Kan nog 6 of 7 Jaar mee op Topniveau’
Na drie seizoenen Ajax besloot Jeroen Verhoeven (32) op zoek te gaan naar een nieuwe werkgever. Maar nu de bladeren langzaam beginnen te vallen houdt hij nog steeds zijn conditie op peil bij FC Utrecht. Over de zoektocht van de keeper met die bijsluiter. ‘Soms is het is vechten tegen de bierkaai.‘
Foto: Bob Awick
Tekst: Yoeri van den Busken
‘Zonnetje?’
Met een hoofdknik wijst Jeroen Verhoeven uitnodigend op de achtertuin van zijn huis in Bussum. Dan verdwijnt hij in de keuken. Hij neuriet een bekend deuntje over een lekker bakkie koffie en komt grijnzend weer naar buiten. Verhoeven is een blij mens, met een gebruind gezicht en blozende wangen. Ook een werkloze doelman kan nog steeds van het leven genieten. Surf maar eens over de website die hij op een regenachtige decembermiddag fabriceerde. Daar vind je een fotocollage van golfbanen in de bossen, of bootjes in grachten en meren. De zon weerspiegelt in het water. Soms ligt de schoonheid gewoon aan je voeten. Uit de bijschriften blijkt dat hij er oog voor heeft.
Voor een man die vanwege zijn postuur vaak het mikpunt van hoon is geweest en nu al een paar maanden op een nieuwe club zit te wachten, maakt Jeroen Verhoeven een opvallend montere indruk. Jaren geleden, toen lollige mensen in stadions hem op de hak begonnen te nemen, besloot hij dat zelfspot het wapen was in de strijd met de hokjesgeest. Van de massa kon hij het toch niet winnen. Dus hij boog mee, maar brak nooit. Hij kroop niet gekrenkt in zijn schulp, maar trad mensen open tegemoet en bleef moedig interviews geven. En opeens, in 2009, nam Ajax hem over van FC Volendam en kreeg hij een cultstatus. Dat werd erg verwarrend allemaal. Dezelfde mensen die ooit in de Arena waren begonnen met het jennende pizzalied, juichten hem toe nadat Ajax de dertigste landstitel had veroverd. De reservedoelman kreeg die zilveren schaal in zijn handen gedrukt en de vergelijking met een rijkelijk belegde deegbodem was snel gemaakt. Verhoeven deed vrolijk mee aan de yell.
Het blijft hem achtervolgen. Vorige week nog dook ergens een flauw persbericht op over Verhoeven die met behulp van een gulle geldschieter dit seizoen zou gaan uitkomen voor een amateurteam. Na twee regels stond er al dat hij op gezette tijden onbeperkt bij de sponsor mocht komen eten en was de clou geopenbaard. Dat het bericht ook naar zijn eigen twitteraccount werd gestuurd, duidt erop dat de makers van deze studentengrap er zelf erg trots op waren. Verhoeven haalde zijn schouders op en zocht zijn geluk die avond in een oefenduel van Jong FC Utrecht met Elinkwijk. Reservedoelman Erik Cummins kon niet spelen. ‘Het duurde tien minuten en toen zat ik er weer lekker in’, zegt Verhoeven.
Het was zijn eerste wedstrijd sinds vier maanden. In de winterstop zat hij met Ajax om de tafel. ‘Dat gesprek verliep eigenlijk heel eenvoudig. Wat viel er voor mij nog te winnen? In de kleedkamer kon ik mijn ei wel kwijt, maar na drie jaar wilde ik toch weer naar een wedstrijd toeleven. Belangrijk zijn voor een team, die spanning voelen. Dus hebben we gezegd: We gaan op zoek en zien wel wat er komt.’
Hij legt zijn handen in zijn nek, het hoofd helt iets achterover. Weer die relativerende, schimpende lach om zijn mond.
‘Nou, en tot op heden komt er dus niks.’
Doorzetter
Er was een tijd dat Jeroen Verhoeven een mooie status opbouwde als keeper van FC Volendam en er niemand op het idee kwam hem belachelijk te maken. Hij speelde 126 wedstrijden op een rij en stond te boek als een atleet en een doorzetter. Onwetenden kunnen hem dan ook alleen tergen door Verhoeven weg te zetten als luie lobbes die niet leeft voor zijn vak. In zijn vrije tijd boende hij vroeger de met bier besprenkelde vloeren van kroegen, hing achter een vuilniswagen en deed de afwas in een groot hotel. ‘Zeiden ze tegen me: “Je gaat dáár staan en je gaat dát doen”. Zag ik twee uur lang niemand meer. Alleen maar borden.’
Hij kreeg een plek in de jeugdopleiding van Ajax aangeboden. ‘Dat waren lange dagen. ’s Morgens om zeven uur op de fiets naar school, in Naarden. Daar werd ik om twee uur door een busje opgehaald. Negen uur weer thuis. Andere kinderen hadden woensdagmiddag vrij, maar dan zat ik tot vijf uur lessen in te halen die ik had gemist. En bij Ajax was ik niet de snelste en niet de kleinste. Dus ik moest aanpoten. Heb ik altijd gedaan. Je hoort mij niet klagen, hoor. Misschien is het ook wel goed geweest, vanuit een underdogpositie terug knokken. Het vormt je.’
Vandaar dat Verhoeven zijn antwoorden paraat had, sinds het moment dat hij in 2008 met FC Volendam promoveerde en de wereld van schone schijn binnenging. ‘Ze kunnen beter over je lullen dan van je vreten’, zei hij destijds in dit blad. Het werd zijn lijfspreuk. Veel erger zou hij het hebben gevonden wanneer fans zijn vrouw een ernstige ziekte toewensten. Nu hing hij ergens in een schemergebied, tussen kop van Jut en knuffelbeer. Daardoor bleef het tamelijk onschuldig. ‘Ik vond het wel een mooi gebaar’, zegt hij over die eerste confrontatie met treiterend publiek in de Arena, vier jaar geleden. ‘Aan de keeper van Volendam, die laatste stond met zijn ploeg en de punten hard nodig had, werd dus zó veel aandacht geschonken, in de hoop dat hij in de war zou raken… Ik dacht alleen maar: Doe het maar bij mij, dan heeft de rest er geen last van. En ik kan het wel hebben.
Later is dat doorgegaan en uitvergroot. Een jongetje van vijftien twitterde dat er vijftig pizza’s bij mij waren bezorgd. Was het maar waar. Maar uitgerekend de NOS, dat een betrouwbaar medium zou moeten zijn, nam het klakkeloos over. Toen zei ik voor het eerst: Ik krijg al wekelijks twintigduizend man in mijn nek; nu ben ik er even klaar mee. Zo wordt er dus een hype gecreëerd. Dan is het vechten tegen de bierkaai. Verder leven we in een vrij land en mag iedereen zeggen en denken wat hij wil. Maar misschien zijn er clubs die er moeite mee hebben.’
In mei sprak Theo Janssen nog zijn verbazing uit over het gebrek aan belangstelling voor Verhoeven. De middenvelder kon niet meer dan vijf betere Eredivisiekeepers opnoemen. Onlangs zei doelman Kenneth Vermeer zijn vertrokken collega erg te missen, vanwege diens vakbekwaamheid en stuwende rol in de kleedkamer. ‘Pas als je weg bent, valt dat waarschijnlijk op’, zegt Verhoeven. ‘Ik kan het ook niet goed definiëren, maar het heeft met ervaring en je gedrag te maken. Een tikje hier of een vraagje daar. Een arm. Soms een klein probleem oplossen. Onbewust hou je zo de balans in de gaten, denk ik.’
FC Utrecht zou hem best als derde keeper aan de selectie willen toevoegen, maar heeft er geen geld voor. Het is de tragiek van een voetbalprof van 32 jaar die heeft besloten een nieuwe uitdaging aan te gaan, terwijl het gros van de clubs nog op de blaren zit. En dan is een doelman soms letterlijk een sluitpost op de begroting. ‘Veel clubs nemen het risico door met twee keepers verder te gaan. Als ik die selectie in de Eredivisie allemaal bekijk, denk ik: Het is wel erg jong allemaal. Het keepersvak wordt nog weleens onderschat. Ik zou voor veel ploegen een meerwaarde kunnen zijn.’
Zou het clubs afschrikken dat je in drie jaar weinig hebt gespeeld?
‘Je hebt ook spelers die zes maanden geblesseerd zijn geweest; die missen net als ik wat ritme. Joh, na twee wedstrijden ben je er weer. Officieel staan er zes kruisjes achter mijn naam. Maar ik heb ook een behoorlijk aantal interessante oefenduels gespeeld. Als je tegenover HSV en Ruud van Nistelrooy staat, in een vol stadion, is er voor mij geen verschil met keepen in de competitie. Bij Ajax kun je namelijk óók op dat soort duels afgerekend worden. Ik heb genoeg betekend voor de groep en de club. Ik trainde zes dagen per week met de rest. Als je dan twee keer kampioen wordt, vind ik wel dat je mag voelen dat het ook jouw titels zijn. Uiteindelijk is het best een aardig cv’tje geworden.’
Dus het is het waard geweest, het opgeven van een vaste plaats bij FC Volendam?
‘Zeker weten. Die dertigste titel, de derde ster op het shirt, de beker… Mooie wedstrijden gespeeld, overal geweest. Ik denk dat weinig mensen dat kunnen zeggen. Ik heb genoten op het trainingsveld. Luis Suarez kon met zijn gefrommel onmogelijke doelpunten maken. Ik herinner me een moment, ergens in oktober, dat ik dacht: Ik sta helemaal goed. Die bal kan er niet in. Maar met drie man in zijn rug kreeg Luis het toch voor elkaar die bal in de kruising te schieten. Als dat bij Volendam gebeurde, ging het per ongeluk. Dit was gewoon een bewuste bal… Ik heb met Mounir El Hamdaoui gespeeld, met Albert Lugue en Oleguer: geweldige spelers. Alleen: ze pasten niet in het Ajax-systeem. Maar het was zó mooi om mee te maken. En door drie jaar op dat niveau te trainen, word je een betere keeper. Dat zie je en dat voel je. Vorige week, tegen Elinkwijk, kwam er een terugspeelbal op borsthoogte en die lag gelijk goed. Vroeger had ik ‘m in de tribune geschoten. Haast ongemerkt ben ik met sprongen vooruitgegaan.’
Dan moet het toch een hard gelag zijn dat je nog steeds in de wachtkamer zit.
‘Ik kwam bij FC Utrecht en sommige mensen zeiden verbaasd tegen me: “Wat ben jij lang!” Kennelijk zagen ze mij als een klein mens. Ik ben bijna twee meter. Misschien heb ik een imagoprobleem. In de media is er een beeld geschetst van een kleine, bonkige keeper. Type uitsmijter…’
Iedereen die met jou gewerkt heeft, is unaniem. Wie zich een beetje in Jeroen Verhoeven verdiept, zou daar toch niet voor mogen zwichten?
‘Nee, ik ga ervan uit dat ze hun huiswerk wel doen.’
In dat geval moet het gebrek aan interesse helemaal tegenvallen.
‘Dat is waar. Mijn oud-collega’s bij Ajax snappen er ook geen bal van. Maar ik redeneer heel simpel. Als ze mij niet willen hebben, kan ik er niks aan doen.’
Zou het niet bepalend moeten zijn hoe jij ben als keeper en als mens?
‘En hoe ik in een groep sta. Als je hoort en leest wat medespelers en trainers van mij vinden, dan schijnt dat wel goed te zitten. En ik kan nog ballen vangen ook. Ik mag niet klagen over een gebrek aan waardering. Ze zeggen dat ik mijn vak versta.’
Te duur wellicht?
‘Er zijn weinig mensen die contact hebben gezocht, dus dan weten ze ook niet of ik te duur ben. Een club vertelde dat ze het in me zagen zitten. Ze hielden een praatje, maar toen ik erover wilde nadenken, schakelden ze snel door naar een ander. Tja, ik ben een familiemens. Ik wilde het thuis eerst rustig bespreken, want mijn vrouw heeft ook een baan. Ik zal wel iets niet goed gedaan hebben.’
Aan jouw imago heb je altijd een positieve draai gegeven. Nu lijkt het dus tegen je te werken.
‘Het probleem is: tegenwoordig is Google de makkelijkste manier om onderzoek te doen naar iemand. Nou, tik mijn naam maar eens in. Dan zie je alleen maar die kreet: Hooooo…. Pizza! Dus als buitenlandse clubs dat doen, zijn ze meteen klaar. Het zou kunnen dat er een andere reden is dat ze mij niet nemen, dat weet ik niet. Maar dan vraag ik me weer af: iedereen heeft financiële problemen. En als je ergens gratis reclame door kan krijgen, ben ik dat toch?
Piet Schrijvers zei vroeger al: ‘Je moet een dikke huid hebben.‘
‘Wij hoeven geen kilometers te lopen. Keepers moeten vooral explosief zijn. En dat ben ik. Als je mij zo ziet… Ach, de meeste mensen die daar commentaar op leveren, hebben een ander postuur dan ik. Ik ben niet dik. Ik ben fors. Ik eet goed, drink veel water. Ik train elke dag. Voetballen, joggen, mountainbiken. Als jij zeven dagen per week bij McDonalds of aan het bier zit, sta jij echt niet zo fris op dat trainingsveld. Elk pondje gaat door het mondje, zeggen ze. Maar mijn vrouw eet soms meer dan ik en is hartstikke slank. Het heeft gewoon met je lichaamsbouw te maken. Meer sporten dan dit kan ik niet. Ik heb ook echt alles gedaan om af te vallen. Nu loop ik bij acupuncturist; die kijkt weer heel anders naar de balans in je lichaam. Het belangrijkste blijft voor mij toch het feit dat je als sporter wordt afgerekend op je fysieke gesteldheid. In al die jaren is er een glasplaat op mijn been gevallen en bij Ajax brak ik mijn hand toen ik over een hekje sprong. Dan kun je dus wel zeggen dat je fit bent. Ik vond bij Ajax een formulier terug uit mijn jeugd. Daaruit bleek dat mijn vetpercentage slechts één procent lager is dan toen ik achttien was. We zijn nu veertien jaar verder. Dus ja…’
Alleen leven we in een tijdperk waarin uiterlijk vertoon nogal bepalend is.
‘Met die media-aandacht kan ik goed leven. Nu de clubs nog.’
Je doet er zelf ook aan mee door een website te lanceren en te gaan twitteren @verhoevenjeroen.
‘Daar ben ik mee begonnen omdat mensen met vragen zich dan direct tot mij kunnen richten. Bovendien kan ik soms dingen corrigeren, zoals vorige week die flauwekul met dat amateurteam.’
Eigenlijk is de hype pas begonnen in de Eredivisie. Een verdieping lager nam niemand jou op de korrel.
‘Je steekt opeens boven dat maaiveld uit, hè. En in Nederland hakken ze die kop er dan gelijk af. Natuurlijk maak ik ook foutjes, maar die heeft iedere keeper.’
Tien dagen geleden jouw gewaardeerde Ajax-collega Kenneth Vermeer nog, tegen Heerenveen.
‘Daar heb ik het nog met hem over gehad. Kenneth wil meevoetballen, dus als je zo’n terugspeelbal krijgt en je ziet die spits sprinten, val je de bal aan. Hij kan ‘m laten lopen. Maar welke keeper laat nou een bal lopen? Dat doe je gewoon niet. Vroeger pakte je die man en kreeg de tegenpartij een vrije trap. Maar dat zit niet meer in je systeem. Ik vond het geen fout van Kenneth. Hoe sterk je bent bij de volgende bal; dát bepaalt voor mij of je een goede keeper bent. Ik zag mensen reddingen maken tijdens het EK… Nou, Kenneth maakte er drie in die ene aanval in de slotfase. Waar anderen voor de lange bal kiezen, kiest Kenneth voor de voetballende oplossingen. En zo wil Ajax het ook. Hij keepte weergaloos en pakte zo een punt voor Ajax. Daar hoor je dan weinig mensen over. Hoe vaak zie je spelers de bal slecht aannemen? Nu zag je een slechte aanname van een keeper, maar wel na een onmogelijke terugspeelbal op borsthoogte. En dan heeft de keeper het gedaan.’
In dat opzicht ben jij extra kwetsbaar. Je bent keeper én je zit nog eens met dat imagoverhaal.
‘Toch vind ik het fijn dat je in principe foutloos moet zijn. Ballen tegenhouden, dat is je werk. Je weet dat je op je bek gaat, alleen niet wanneer.
Ooit kwam er, in een wedstrijd van Volendam tegen FC Zwolle, een hoge bal in het strafschopgebied. Ik verloor dat duel. Doelpunt. Twee minuten later komt er opnieuw zo’n bal, ik kom nóg een keer en pak ‘m. Ik denk dat veel keepers waren blijven staan. Daarom voelde ik me als jeugdspeler al thuis bij Ajax. Ik hou van de druk die daar altijd is.’
Die mentaliteit is later zelfs je redding geweest. Je laat je niet leiden door een hype of stemmingmakerij.
‘Volgens mij kan het ook uitsluitend op deze manier, want de impact van voetbal is enorm. Als ik me steeds druk moet maken om wat er allemaal wordt geroepen, vind je nooit rust. Mensen schrijven of lezen nu eenmaal liever slechte dingen. Neem de transfer van Alexander Büttner naar Manchester United. Fantastische stap. Fan-tas-tisch! Maar wat zeggen wij in Nederland? Waarom gaat hij daarheen? Wie heeft hem gehaald? Niemand feliciteert die jongen, terwijl het een geweldige kans is. Ik gun hem dat.’
Heb je al nagedacht over een alternatief?
‘Nog niet. Maar de stap van Ajax naar de Topklasse is wel erg groot. Daar ben ik te gedreven en te jong voor. Bij FC Utrecht maak ik waarschijnlijk de meeste trainings uurtjes. Alleen de eerste vier dagen van de voorbereiding moest ik missen. Als zij daarna een oefenwedstrijd speelden, trainde ik gewoon door. Op dit moment ben ik dus klaar om overal in te stappen. Ik kan nog zes, zeven jaar mee en dat ben ik ook zeker van plan.’
Bron: Voetbal International
Tekst: Yoeri van den Busken